Norwegen 6

Wir sind heute schon einige Km gelaufen, aber ich möchte noch schnell bei Fokstumyra vorbeischauen. Zuerst mal bei der Vogelbeobachtungshütte. Es ist sowieso noch zu früh für den Turm bei den Elchen. Da treffe ich ein Ehepaar aus Holland, sie sind Schweden hochgefahren bis zum Nordkap und jetzt schon wieder langsam auf dem Heimweg. Sie sind etwas enttäuscht, hier keinen Elchen zu finden. Haben aber schon viele unterwegs gesehen. Beim Verlassen des Turms dreht Sirius nach rechts, ich warne ihn…da geht’s noch 5 Km. Das Wetter ist aber schön und wir haben Zeit. Am Ende macht er doch einen leicht müden Eindruck…. Er läuft neben mir. Und auch ich muss Gas geben damit ich die Müdigkeit nicht fühle. Ich frage mich an wie viele Elche wir blind vorbei gestiert sind. Wir fahren noch in etwa 15 Minuten weiter zum Elchen-Turm. Es ist noch früh aber ich gehe schon mal hoch. Etwas später kommt eine junge Frau, ich denke - wie immer in meinem eigenen Muster- und nehme an, alle kommen wegen der Elche. Sie schaut etwas unsicher herum. Ich biete ihr den Platz in der Sonne an, den mein Rucksack besetzt hat, sie sagt : gern, es ist nur noch hier oben Sonne. Und packt ihr Nachtessen aus. Achso… Sie ist auf Durchreise, um auf dem Hof ihrer Tante und Grossmutter ganz im Norden etwas zu helfen. Wir haben ein interessantes Gespräch. Mir bleiben zwei Sachen, sie weiss noch nicht genau welche Ausbildung sie machen will und geht deshalb mal ins Militär und dass sie bei der Spitex arbeitet was ich rühme, sie meint aber, es sei für die Regierung einen Grund keine Altersheime mehr zu bauen, auch nicht für die die gern dort wohnen würden. Als sie geht, wünsche ich ihr ein schönes Leben.  Kurz danach kommen drei Generationen Frauen, sie suchen einen Platz um die bevorstehende Mondfinsternis zu beobachten. Ich sage, das ich befürchte das sie hinter diesem Berg stattfinden wird. Die Mädchen von in etwa 12 und 14 reden gut Englisch. Sie bewundern meine Kamera und fragen ob ich die Moschusochsen gesehen habe. Ich zeige meine Fotos und man könnte meinen was ich für eine Fotografin bin. Als sie gehen kommen zwei italienische Fotografen. Die holen mich wieder auf den Boden. Ihre Linsen sind dreimal so lang als meine und sie schauen mich auch an als wäre ich ein Kind von drei mit einer Lego-Kamera. Mittlerweile sind schon lange die ersten Elche erschienen, alle weiblich. Diese Herren finden es unter ihrer Würde ein Bild zu schiessen. Inwendig muss ich etwas lachen. Sie machen sicherlich die schöneren Fotos, ich geniesse es aber deutlich mehr. Weil ich noch staunen kann. Sirius schläft und ich geniesse die wunderschöne Abendstimmung. Ich bleibe als letzte einfach sitzen. Als es ganz finster wird gehe ich zum Bus und beschliesse einfach da zu schlafen. Diesmal mit allen Vorhängen zu. Am frühen Morgen klettern wir wieder auf den Turm. Fabelhafte Morgenstimmung. Zuerst denke ich es ist niemand da, dann liegt da aber plötzlich ein Kopf. Irgendwann steht der Kopf auf und fängt an zu grasen. Weiterweg grast auch noch ein Elch. Sie verziehen sich wenn es heller wird. Die 2 Italiener von Gestern erscheinen wieder, fast noch etwas aufgeblasener als gestern. Ich laufe noch eine Runde mit Sirius und als ich zurück komme stupst mir ein Teufelchen, ich führe einen kleinen Act auf, ganz als würde ich von meinem Bus aus, gerade hinter die Bäume am Strassenrand (unsichtbar vom Turm aus) einen Elch überraschen. Ich schiesse, die Kamera bewegend ,ein paar Fotos von Blättern und Gras und schaue sie zurück mit einem  ‘’yessss’’ und ‘’wauw’’. Unauffällig schaue ich den Turm hoch, sie suchen mit ihren Feldstechern das Gestrüpp ab…und sehen natürlich nichts.

Nach dem Frühstück wird weitergefahren Richtung Trondheim

NL

We hebben vandaag al een paar kilometer gelopen, maar ik wil nog snel even bij Fokstumyra langsgaan. Eerst bij de vogelkijkhut. Het is sowieso nog te vroeg voor de toren bij de elanden. Daar ontmoet ik een echtpaar uit Nederland. Ze zijn via Zweden naar de Noordkaap gereden en nu alweer langzaam op weg naar huis. Ze zijn een beetje teleurgesteld dat ze hier geen elanden zien, maar ze hebben er onderweg al veel gezien.

Wanneer we de toren verlaten, slaat Sirius rechtsaf. Ik waarschuw hem – daar is het nog vijf kilometer verder. Maar het weer is mooi en we hebben tijd. Aan het eind ziet hij er toch wat moe uit... Hij loopt naast me, en ook ik moet gas geven om de vermoeidheid niet te voelen. Ik vraag me af aan hoeveel elanden we blind voorbij zijn gestormd.

We rijden nog ongeveer een kwartier verder naar de elandtoren. Het is nog vroeg, maar ik ga alvast omhoog. Even later komt een jonge vrouw. Zoals altijd in mijn eigen patroon denk ik: iedereen komt hier voor de elanden. Ze kijkt wat onzeker rond. Ik bied haar de plek in de zon aan, die mijn rugzak bezet hield. Ze zegt: graag, hier boven is het de enige plek waar nog zon is. En ze pakt haar avondeten uit. Ah zo…

Ze is op doorreis, op weg om op de boerderij van haar tante en grootmoeder in het noorden een handje te helpen. We hebben een interessant gesprek. Twee dingen blijven me bij: ze weet nog niet precies welke opleiding ze wil doen en gaat daarom eerst het leger in, en ze werkt bij de thuiszorg. Dat vind ik lovenswaardig, maar ze zegt dat de overheid dat gebruikt als excuus om geen bejaardentehuizen meer te bouwen – ook niet voor mensen die daar graag zouden wonen. Wanneer ze vertrekt, wens ik haar een mooi leven.

Even later komen drie generaties vrouwen. Ze zoeken een plek om de komende maansverduistering te bekijken. Ik zeg dat ik vrees dat die achter die berg zal plaatsvinden. De meisjes, van ongeveer twaalf en veertien, spreken goed Engels. Ze bewonderen mijn camera en vragen of ik de muskusossen heb gezien. Ik laat mijn foto’s zien en je zou de indruk kunnen krijgen wat voor een ster fotograaf in ben. Wanneer ze weggaan, komen twee Italiaanse fotografen. Die halen me weer met beide voeten op de grond. Hun lenzen zijn drie keer zo lang als de mijne, en ze kijken me aan alsof ik een kind van drie ben met een Lego-camera.

Ondertussen zijn de eerste elanden al lang verschenen – allemaal vrouwtjes. Deze heren vinden het beneden hun waardigheid om daar foto’s van te maken. Inwendig moet ik lachen. Hun foto’s zullen ongetwijfeld mooier zijn, maar ik geniet er veel meer van. Omdat ik nog van weinig blij kan worden .

Sirius slaapt en ik geniet van de prachtige avondstemming. Ik blijf als laatste gewoon zitten. Wanneer het helemaal donker is, ga ik terug naar de bus en besluit daar te overnachten – dit keer met alle gordijnen dicht.

Vroeg in de ochtend klimmen we weer op de toren. Een fabelachtige ochtendsfeer. Eerst denk ik dat er niemand is, maar dan zie ik ineens een kop liggen. Op een gegeven moment staat die kop op en begint te grazen. Verderop graast nog een eland. Ze trekken zich terug als het lichter wordt. De twee Italianen van gisteren verschijnen weer, nog een beetje opgeblazener dan de dag ervoor.

Ik maak nog een wandeling met Sirius en als ik terugkom, fluistert een duiveltje in mijn oor. Ik voer een klein toneelstukje op – alsof ik vanuit mijn bus, net achter de bomen langs de weg (onzichtbaar vanaf de toren), een eland verras. Ik maak, terwijl ik de camera beweeg, een paar foto’s van bladeren en gras, en kijk vervolgens op mijn camerascher met een “yesss” en “wauw”. Onopvallend kijk ik naar de toren – ze speuren met hun verrekijkers het struikgewas af... en zien natuurlijk niets.

Na het ontbijt rijden we verder richting Trondheim.